Het Duitse onderwijssysteem – Schoolplicht in Duitsland

Inleiding

Iedereen gaat minstens tien jaar van z'n leven naar school, soms zelfs nog langer. Niet alleen breng je er een groot gedeelte van je dag door en leer je er je vrienden kennen, je bereidt je ook voor op de toekomst. Net als Nederland hecht ook Duitsland veel waarde aan goed opgeleide mensen. Toch zijn er tal van verschillen tussen het Nederlandse en het Duitse schoolsysteem. Die komen in dit hoofdstuk aan de orde.

Het Duitse onderwijssysteem

Een één! Te gek !

Cijfers

Wanneer een Duitse leerling thuiskomt met een één voor een proefwerk, zal hij of zij zich daar allerminst voor schamen. Een één is namelijk het hoogste cijfer dat je kunt halen op een Duitse school! De cijfers lopen daar niet van één tot tien , maar van zes tot één. Een zes is dus het allerlaagste cijfer dat je in Duitsland kunt halen, vergelijkbaar met een Nederlandse één, twee of drie. In de laatste twee jaar van het voortgezet onderwijs krijg je in plaats van cijfers, punten van één tot vijftien. Een vijftien is het hoogste wat je kunt halen.

Federale structuur

Duitsland heeft een federale structuur. Dat betekent dat de deelstaten (provincies) op verschillende terreinen hun eigen regels mogen opstellen. Ook het onderwijs wordt grotendeels decentraal geregeld. Voor de wetgeving en uitvoering is iedere deelstaat zelf verantwoordelijk, en zo kan het dus zijn dat het schoolwezen in verschillende deelstaten anders georganiseerd is. Daarnaast zijn er natuurlijk ook landelijke regels vastgelegd, die ervoor zorgen dat het niveau van het onderwijs overal ongeveer gelijk is. Daardoor is het mogelijk, dat leerlingen makkelijk kunnen overstappen naar een andere school wanneer ze naar een andere deelstaat verhuizen. Zo is bijvoorbeeld afgesproken, dat overal dezelfde toelatingseisen gehanteerd worden.

Het schoolsysteem is in alle deelstaten hetzelfde. Men onderscheidt in Duitsland verschillende onderwijsfases (Stufen), die grotendeels overeenkomen met de Nederlandse indeling.

Leerplicht
In Duitsland ben je leerplichtig van je zesde tot en met je achttiende. Je moet dus twaalf jaar lang onderwijs volgen, waarvan minstens negen jaar (in sommige deelstaten tien jaar) op een voltijdopleiding, twee jaar mag je deeltijdonderwijs volgen (bijvoorbeeld een beroepsopleiding). Het onderwijs is over het algemeen gratis. Leermiddelen, zoals boeken, worden vaak voor niets ter beschikking gesteld of er wordt een eigen bijdrage verlangd, afhankelijk van het inkomen van de ouders.

Basisonderwijs - Begin van de schoolcarrière

Grundschule
Van je zesde of zevende tot je tiende of elfde ga je naar de Grundschule. Dan begint de verplichte leerweg in de Primarstufe (het basisonderwijs). Hier wordt begonnen met de telling van de klassen. Deze telling begint in de eerste klas van de Grundschule (basisschool) en loopt door tot de laatste klas van het voortgezet onderwijs (klas dertien wanneer je naar het Gymnasium gaat!). De telling van de klassen begint dus niet, zoals in Nederland, opnieuw wanneer je naar het voortgezet onderwijs overstapt. De Grundschule heeft vier klassen. Bijzonder onderwijs is in Duitsland niet zo wijdverbreid als in Nederland. Onderwijs op openbare scholen is in Duitsland gratis is maar bijzonder onderwijs - Montesori, Jena-plan, katholiek of protestants- krijgt nauwelijks financiële steun van de overheid en is daarom ook niet zo wijdverbreid in Duitsland. Daarnaast zijn er natuurlijk nog de sjiekere privéscholen, waarvoor heel veel geld betaald moet worden.

Kindergarten

De Kindergarten is een vrijwillige dagopvang voor kinderen tot zes jaar. Het is niet echt vergelijkbaar met de Nederlandse kleuterschool, want het is ook een soort crèche en peuterzaal. Elk kind heeft het recht op een plaats in een Kindergarten, maar de opvang is niet verplicht. Veel kinderen brengen dan ook nog veel tijd thuis door, totdat ze met zes jaar echt naar school moeten. De Kindergarten is vaak een initiatief van kerken, stichtingen en gemeenten, soms ook van bedrijven of verenigingen.

Voortgezet onderwijs - Drie mogelijkheden

Beroepsonderwijs

Er zijn in Duitsland verschillende mogelijkheden om een beroep te leren. Erg succesvol is de duale leerweg. Leerlingen zitten deels op school waar ze theorie leren en deels in een bedrijf waar ze praktische kennis opdoen. De bedrjven die dooer de staat zijn aangewezen als opleidingsbedrijven moeten aan bepaalde voorwaarden voldoen. Een speciale toetsingscommissie, waarin werkgevers, werknemers en beroepsopleiders zitting hebben, bepaalt of een leerling de opleiding met goed gevolg doorlopen heeft. Meer dan 500 duizend bedrijven in verschillende bedrijfstakken, alsmede overheidsdiensten, leiden werknemers op. In grotere bedrijven vindt de opleiding in aparte opleidingsplaatsen plaats, in kleinere bedrijven gebeurt dat gewoon op de werkvloer zelf.. Zulke duale opleidingen duren gemiddeld drie jaar en worden afgerond met een afsluitend examen. De meest populaire opleidingen bij jongens zijn die tot automonteur en elektricien en bij meisjes zijn de opleidingen tot artsassisstente en verkoopster erg in trek.

Naast de duale leerweg zijn er ook vakscholen die in drie jaar opleiden tot een bepaald beroep. Dit zijn de Berufsfachschule en de Fachoberschule, die twee tot drie jaar duren. Naast theoretische lessen komt ook de praktijk aan bod in praktica en stages. Na afronding van de Fachoberschule hebben de leerlingen de mogelijkheid zich verder te specialiseren aan een Fachhochschule.

Gymnasium

Het Gymnasium stoomt leerlingen klaar voor het wetenschapelijk onderwijs aan Universität of Hochschule, net als het gymnasium of atheneum in Nederland. Verschil is dat er op een Duits Gymnasium niet per se Grieks wordt gegeven, maar wel Latijn als keuzevak. Ongeveer een kwart van de Duitse jongeren voltooit het Gymnasium door het Abitur (eindexamen) te halen.

Hauptschule

Ongeveer een kwart van de Duitse kinderen gaat na de Grundschule naar de Hauptschule. Dit niveau laat zich het beste met het Nederlandse VMBO vergelijken en wordt afgesloten met de Mittlere Reife. De Hauptschule duurt vijf of zes jaar, dit verschilt per deelstaat, en de leerlingen gaan daarna door met een beroepsopleiding van twee jaar, die vaak in deeltijd (duaal) wordt gevolgd. Na deze beroepsopleiding zijn de jongeren klaar om aan het werk te gaan. Ook is er de mogelijkheid zich daarna in een bepaald beroep te specialiseren aan een Fachschule.

Het PISA-onderzoek
In 2001 bleek uit het PISA-onderzoek van de OESO, een groot internationaal vergelijkend onderzoek, dat Duitse scholen over het algemeen ver onder de maat presteerden. Deze uitkomst van het onderzoek zorgde voor een hoop ophef. Tijdens de test werden in 32 industrielanden 180duizend (waaronder 55duizend Duitse) vijftienjarige leerlingen onderzocht op hun leesvaardigheid en hun kennis en inzicht op het gebied van natuurkunde en wiskunde. Nederland deed overigens niet mee wegens te weinig deelnemende scholen. Het ging vooral om het kunnen toepassen van kennis, en niet zozeer om 'weetjes'. Van deelstaat tot deelstaat bleken er grote verschillen te zijn in kwaliteit van het onderwijs. Sommige deelstaten eindigden vaak op het niveau van landen als Hongarije of Polen. Een groot probleem vormen de kinderen uit zwakkere groepen in de maatschappij: de scholen slagen er maar zelden in om hen op een hoger niveau te brengen. Extra hulp moet eigenlijk al op de basisschool of daarvoor beginnen, anders is het te laat.

Er ontstond een publieke discussie, waarin men op zoek ging naar oorzaken en mogelijke oplossingen. De kinderen krijgen te weinig les, de allochtone leerlingen drukken het gemiddelde in het onderzoek, het ligt aan ongemotiveerde leraren of aan de ongeïnteresseerde ouders, het zijn allemaal geluiden die te horen waren. Bovendien beklaagden deskundigen de verlammende bureaucratie in het onderwijs en het gebrek aan concurrentie tussen de scholen.
Het nationale ministerie van Onderwijs heeft niet zoveel te zeggen (vanwege de federale structuur) en de zestien deelstaten willen het recht om zelf te beslissen niet afstaan. Toch is de centrale overheid van plan regelmatig landelijke metingen aan het einde van de basisschool en landelijke examens op de scholen voor voortgezet onderwijs te houden. Dit om de kwaliteit te kunnen meten en te vergelijken. Ook wil men de komende jaren het aantal Ganztagsschulen (scholen waar je de hele dag op zit) sterk uitbreiden, een jaarlijks onderwijsrapport publiceren en een nationale onderwijsraad instellen.

Realschule
Zo'n veertig procent van de Duitse jongeren bezoekt na de Grundschule de Realschule, die vergelijkbaar is met het Nederlandse HAVO. Na afsluiting van dit schooltype, dat zes jaar duurt, kunnen leerlingen ervoor kiezen door te leren in het beroepsonderwijs (Berufsfachschule, Fachoberschule) of door te stromen naar de Gymnasiale Oberstufe, de drie hoogste klassen van het Gymnasium, waarna men bevoegd is om aan een Universität of Hochschule te studeren. Dit doen echter weinig leerlingen.

Hoger onderwijs - Studeren in Duitsland

Financiering en toelating

Net als het basis- en voortgezet onderwijs is ook het hoger onderwijs in Duitsland, in tegenstelling tot Nederland, vrijwel gratis. Studenten ontvangen dan ook niet zonder meer, net als hier, studiefinanciering van de staat. Alleen als het inkomen van de ouders niet toereikend is om in het levensonderhoud van de student te voorzien, kan men aanspraak maken op een subsidie volgens het Bundesausbildungsförderungsgesetz, in de volksmond BaföG genoemd. De helft van deze financiele ondersteuning is een gift, de rest wordt als lening gezien en moet vijf jaar na het beeindigen van de studie worden terugbetaald. De uitvoering van de BaföG is in handen van het Deutsches Studentenwerk, een organisatie met afdelingen in 65 studentensteden, die zich bezighoudt met het regelen van praktische zaken rondom de studie.

Omdat veel jongeren zich aanmelden voor een studie of opleiding in het hoger onderwijs, en er soms niet genoeg studieplaatsen zijn, geldt voor een toenemend aantal studies in Duitsland een toelatingsbeperking of numerus clausus. In Nederland kennen we dat eigenlijk alleen maar voor de studie geneeskunde en een klein aantal specifieke opleidingen, in Duitsland is het gebrek aan opleidingsplaatsen groter. Over het algemeen wordt bij de toelating gekeken naar het gemiddelde cijfer van het eindexamen (Abitur). Doordat veel jongeren een tijdje op een opleidingspaats moeten wachten, en omdat sommigen eerst nog in dienst gaan is de gemiddelde leeftijd van de beginnende student hoger dan die in de omringende landen. Daarnaast is een probleem, dat de Duitse studenten gemiddeld te lang over hun studie doen in vergelijking met studenten in andere Europese landen. De gemiddelde leeftijd van Duitse starters op de arbeidsmarkt is daardoor hoger, wat hun kansen op de internationale arbeidsmarkt negatief beinvloedt. Door middel van hervormingen in het onderwijs wil de Duitse overheid hun concurrentiepositie verbeteren.
De studie is in Duitsland over het algemeen veel minder schools georganiseerd dan in Nederland waar de controle van de studenten en de studiedruk veel hoger liggen. Daar staat tegenover dat je in Duitsland minder goed begeleid wordt vanuit je vakgroep en heel zelfstandig aan de slag moet gaan.

Internationalisering
De Duitse overheid hecht veel belang aan internationalisering van het hoger onderwijs. Aan Duitse onderwijsinstellingen studeren veel buitenlandse studenten, en ook volgen veel Duitse studenten (een deel van) hun studie aan buitenlandse universiteiten. De Deutsche Akademische Austauschdienst (DAAD) is een organisatie die de internationale betrekkingen op het gebied van onderwijs en wetenschap probeert te stimuleren door middel van uitwisseling van studenten en wetenschappers. Zij bieden allerlei uitwisselingsprogramma's en subsidies aan voor wetenschappers die een poosje naar het buitenland willen.

Grote universitaire traditie

De oudste Universiteit van Duitsland is de Universität Heidelberg. Deze werd in 1386 opgericht. Ook de universiteiten van Leipzig en Rostock zijn al meer dan vijfhonderd jaar oud! In de loop van de jaren is het accent van de universiteiten iets verlegd. In de 19de eeuw en begin 20ste eeuw gold het Bildungsideal van Wilhelm von Humboldt in het wetenschappelijk onderwijs. Deze stichtte in 1810 de Humboldt Universität in Berlijn vanuit het idee dat studenten zich met pure, onafhankelijke wetenschap moesten bezighouden. Deze ongerichte vorm van wetenschap kon echter na verloop van tijd niet voldoen aan de eisen van de moderne geindustrialiseerde samenleving, waarin behoefte is aan specifiek opgeleide wetenschappers. Daaromstonden in de loop van de 20ste eeuw naast de traditionele universiteiten ook technische Hochschulen (tecnnische universiteiten), pädagogische Hochschulen (lerarenopleidingen) en later ook Fachhochschulen. De Fachhochschule is een relatief jonge en populaire opleidingvorm. Hier kunnen studenten o.a. opleidingen volgen op het gebied van de informatica, economie en sociale wetenschappen. Deze opleidingen duren doorgaans iets korter dan universitaire opleidingen en sluiten nauw aan bij de praktijk.

Voor studenten die een studie aan een Universität of Hochschule hebben afgerond zijn er nog vele manieren om door te studeren en het onderzoek in te gaan. Zo kun je bijvoorbeeld net als in Nederland promoveren door onderzoek te doen en een Doktorarbeit te schrijven.

Universiteiten

De Duitse universiteiten waren in de 19e eeuw vernieuwend en toonaangevend door de toen unieke combinatie van Forschung & Lehre (onderzoek en onderwijs). Inmiddels kampen zij met grote problemen: In plaats van een service-gerichte organisatie komt menige Duitse universiteit meer over als een bastion van verstikkende bureaucratie en verstarring. In de internationale concurrentie komen Duitse universiteiten steeds slechter uit de bus.

Collegegeld

Collegegeld bestaat niet in Duitsland, omdat men vindt dat iedereen toegang tot hoger onderwijs moet hebben. Dat heeft mede tot gevolg dat vrijwel elke universiteit met overvolle collegezalen kampt. Om de weinige plaatsen in een hoorcollege of werkcollege wordt gevochten, waardoor menige student vertraging in zijn studie oploopt. Gemiddeld doet een Duitse student zes jaar over zijn studie. Ter vergelijking: In Nederland is dat 3,9 jaar, in de VS 4, in Engeland zelfs 3,5 jaar. De uitval is hoog, onderweg haken veel studenten door de anonymiteit en de slechte begeleiding af. In Nederland heeft 34 % van de bevolking een wetenschappelijk diploma, in Duitsland is dat 16%.
Door de hoge salarissen van het wetenschappelijk personeel en de bezuinigingen, die de diverse deelstaten de laatste jaren invoerden, zitten veel jonge wetenschappers op de universiteiten te wachten op een vaste baan om hun professoren van vroeger op te kunnen volgen. Maar ook de korte contracten, waarmee men probeert om waardevolle wetenschappers nog binnen te houden, kunnen niet oneindig zijn. En daarom zoekt menige Duitse topwetenschapper zijn carrière ergens anders, meestal in de VS. Drie van de vier Duitse Nobelprijswinnaars van de laatste jaren werken in de VS.

Wetenschappelijk onderzoek

In het wetenschappelijk onderzoek moet Duitsland oppassen, niet de boot te missen. Jonge wetenschappers, die na hun promotie tot "Doktor" door willen gaan door te "habilitieren", en daarmee de toegang tot het professorenschap willen verwerven, stuiten vaak op problemen. De zittende - vergrijzende - professoren bepalen in feite, welk onderzoek er plaats kan vinden en zijn niet altijd in voor "iets nieuws". En juist daar moet wetenschappelijk onderzoek het van hebben. Van zelfstandig en vrij wetenschappelijk onderzoek is voor hun "Doktoranden" dan ook vaak geen sprake. De professoren worden voor hun leven benoemd en zijn nauwelijks ter verantwoording te roepen als ze hun werk slecht doen.
Dit werkt verlammend op de wetenschapsbeoefening. Samenwerking en uitwisseling tussen wetenschappers en tussen vakken komt nauwelijks van de grond. De Duitse universiteiten zijn nauwelijks of niet in staat om flexibel op wetenschappelijke ontwikkelingen in te springen.

Toekomst universiteiten & hogescholen

Er wordt al vele jaren over deze situatie geklaagd, maar er is nog niets gebeurd. De Duitse regering probeert om via een wijziging in het beambtenrecht verbeteringen aan te brengen: Universiteiten mogen in de toekomst het salaris van hun professoren meer op basis van de geleverde prestaties betalen. De automatische - leeftijdsgebonden - salarisverhogingen komen te vervallen, er komt geen bovengrens meer voor het salaris. Om de internationale concurrentie te kunnen volhouden, kunnen de beste professoren dus topsalarissen krijgen, zodat ze niet zo gauw naar een andere universiteit zullen gaan. Daarnaast luidt het voorstel om jonge onderzoekers - de Doktoranden - onafhankelijker van de zittende professoren te laten werken.
Veel andere verbeteringen kan de Duitse bondsregering niet zelf op gang brengen. Het onderwijs is immers "Ländersache", oftewel een zaak van elk van de 16 Bundesländer zelf.

Bron: Duitslandweb + Digischool

Mogelijk ook interessant voor u :

Niet gevonden wat u zoekt ?

Post uw vraag onder aan deze pagina, uw email adres blijft verborgen

Recente berichten:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *